Thursday, October 13, 2011

Oud

Eerst negeer ik de tekenen. Ik blijf stug ver na middernacht naar bed gaan, ook al moet ik de volgende dag werken. Ik eet een week achter elkaar junkfood, gewoon omdat het kan. Dapper zet ik mijn tentje in elkaar op wat voorheen een grasveld was, en ga vervolgens een weekend lang klappertandend festivalbier staan tanken waar om de drie seconden iemand zijn haar in headbangt. ‘Heerlijk hè, ja, dit is genieten,’ roep ik tegen vrienden. Ik ben het leven aan het leven, zoals dat heet, en ik ben er verrekte goed in.
Maar op zeker moment begint er iets te veranderen. Het zijn kleine dingen waardoor ik weet: het gaat de verkeerde kant op met me. Bijvoorbeeld als ik brak van het slaaptekort aan het werk ben en mezelf betrap op de gedachte: ‘Hè, straks fijn op tijd het mandje in.’ Of wanneer ik mezelf na een week van pizza hoor verzuchten: ‘Vanavond ‘ns een lekker prakkie.’ Allemachtig, hoorde ik daar nou m’n moeder?
Van de weeromstuit schiet ik in de ontkennende fase. Ik koop meteen een kaartje voor een obscuur metalbandje in een schimmige muziekbunker in het Belgische Wortel. Het polsbandje dat ik bij wijze van toegangskaartje omgehangen krijg, laat ik net zolang demonstratief om m’n pols hangen tot het eraf rot. De buitenwereld zal verdorie weten dat ik nog midden in het leven sta en dat iedere vorm van vertrutting mijn deur voorbij zal gaan.
Maar zodra ik daar sta met m’n knappende trommelvliezen, merk ik dat ik het gevecht aan het verliezen bent. Zuchtend wiebel ik van het ene been op het andere. God, wat vermoeiend, dat staan. Een concert waarbij ik kan zitten, dat lijkt me wel wat. Wat een armoedig gedoe eigenlijk, met die plastic bekertjes. Wat staat die kerel daar trouwens nou toch te blèren? En kan hij dat vette haar niet eens fatsoenlijk laten knippen ofzo?

Als het concert afgelopen is, ben ik blij dat ik naar huis mag. ‘Zo lekker tukken,’ denk ik, en ik kan mezelf wel slaan om die gedachte. Ongelooflijk, wat doen m’n voeten zeer. En m’n rug. En m’n ogen branden, net als m’n keel, trouwens. ‘Hoe hou je dat toch vol?’ zou moeders zeggen en ik vraag mezelf dat nu ook af. Oh shit. Ik word oud.