Friday, September 03, 2010

Leiding geven

Mijn oma is 77 en heeft nog de dagelijkse leiding over een afdeling in een verzorgingstehuis. Dat valt nog niet mee, zelfs niet als ervaringsdeskundige, want die oudjes zijn echt niet zo meegaand als je zou denken. Eindeloos kunnen ze zeuren over de vorm, grootte en smaak van de aardappeltjes, die altijd te vroeg of te laat geserveerd worden. De groente is altijd verkeerd gekozen en nooit lekker. Zelfs het toetje deugt niet: dat kunnen ze zelf allemaal beter. Zodra ze weer thuis zijn bij hun echtgenoot, zullen ze het zelf even dunnetjes overdoen. Dat ze geen thuis meer hebben, laat staan die echtgenoot, wordt ze maar niet meer uitgelegd.
Mijn oma heeft het er maar druk mee. Laatst verkeerde een vrouwtje in de heilige overtuiging dat ze die dag jarig was. Alle andere bewoners mochten de gemeenschappelijke woonkamer niet meer in, en het dametje in kwestie klemde haar handen hartstochtelijk om de deurposten. Niemand mocht erin. Zij was de baas, beweerde ze, maar mijn oma wist wel beter. Op de gemeenschappelijke kalender liet ze de jarige zien dat ze helemaal niet jarig was. De rust keerde weer.
Een andere bewoonster bleef een keer hangen in een soort gedachtenloop: om de tien minuten deelde ze mee dat haar man haar zo kwam halen. Dan gingen ze samen even boodschappen doen en daarna ging ze koken. Roti, want dat maakte ze al jaren. En de kinderen vinden dat ook zo lekker. Vrolijk somde ze allerlei trucjes op om het eten nóg lekkerder te maken. Mijn oma probeerde steeds weer om haar tot de orde te roepen. ‘Maar jij hebt toch helemaal geen man meer?’ herhaalde ze trouw. ‘O ja,’ verzuchtte de vrouw, om in een somber gepeins te vervallen. Tot ze na tien minuten weer begon over haar man die haar zo kwam halen.
Ik heb mijn oma daar wel eens opgezocht, en dat is een bijzondere ervaring. Ze praat heel liefdevol over de bewoners, met een vleugje bezorgdheid voor wie dat nodig heeft. Één man zit de hele dag alleen maar te slapen in een stoel in de woonkamer. Soms schrikt hij wakker, stommelt overeind, loopt een rondje om de stoel en gaat dan weer zitten. Hij valt dan meteen weer in slaap. Als ik een tijdje naar hem en zijn bijzondere ritueeltje zit te kijken, stoot mijn oma me aan: ‘Sneu hè,’ zegt ze meelevend, ‘hij doet dat de hele dag. Elke dag. De enige afwisseling is linksom of rechtsom rond de stoel. Krijgt ook nooit bezoek. Echt sneu.’
Als het eten wordt gebracht door de keuken, is het de taak van mijn oma om de bewoners te helpen met opscheppen. Ze weet alles van iedereen:’Kijk Rinus, boontjes, die vind jij toch zo lekker? Hee, Toos, gebakken aardappeltjes vandaag!’ Het gebruikelijke gezuurpruim negeert ze vakkundig. Goedgemutst schept ze borden vol en brengt ze rond. Zelf schuift ze ook aan, dat is wel zo gezellig.
Hoewel sommige bewoners wel eens protesteren, heeft mijn oma de touwtjes stevig in handen. Zij zorgt ervoor dat alles op rolletjes loopt. De verpleging laat haar maar in die waan. Ze leggen het nog wel een keer uit als ze weer een heldere dag heeft.