tag:blogger.com,1999:blog-64353642024-03-07T22:38:21.551+01:00Want zo is het ook!De waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid.Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.comBlogger20125tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-17897432539052402132023-11-16T18:28:00.002+01:002023-11-16T18:28:20.930+01:00Test<p> Testtesttest</p>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-48138612953054207672015-05-15T13:06:00.003+02:002015-05-15T13:32:39.657+02:00Servicekosten<br />
<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 102.6pt 0pt 99pt; tab-stops: right 16.0cm; text-align: justify;">
<span style="font-family: "Franklin Gothic Book"; font-size: 11pt;">Op ieder
evenementenkaartje in Nederland staat het raadselachtige woord ‘servicekosten’.
De kaartjes bestel je via internet en krijg je dan thuisgestuurd. Ik dacht
altijd dat ergens in Nederland een grote fabriek stond met De Kaartjesmachine.
Dat is een machtig apparaat dat allerlei vrolijk gekleurde kaartjes met een
opgewekt gezoem de wereld inprint. In dienst van de machine staan jongens en
meisjes die neuriënd de kaartjes losknippen en voorzien van een handje glitter.
Daarna stoppen ze de kaartjes fluitend in envelopjes die accuraat worden
bepostzegeld door pluizige konijntjes. En zo’n gekoesterd kaartje belandt dan
uiteindelijk bij mij, alsof ik een uitverkorene ben. Daar wil ik die vier euro
servicekosten wel voor betalen.<o:p></o:p></span></div>
<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 102.6pt 0pt 99pt; tab-stops: right 16.0cm; text-align: justify;">
<span style="font-family: "Franklin Gothic Book"; font-size: 11pt;">Maar mijn droom is
uiteengespat. Onlangs kocht ik kaartjes direct aan de kassa. Aan de andere kant
van een smoezelig ruitje zat een app’end meisje argwanend naar mij te gluren.
Ik bestelde twee kaartjes. Zuchtend rammelde ze iets in een toetsenbord. Ergens
begon iets hartverscheurend te rochelen; een printer spoog twee vale velletjes
papier uit. Het meisje rukte ze liefdeloos los en schoof ze zonder een woord
naar me toe. Ik boog me over de blaadjes en las: ‘Servicekosten: 4,15’. Ik had
mijn kaartjes. Er was geen konijntje aan te pas gekomen.<o:p></o:p></span></div>
Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-27374300014295474752012-10-26T09:51:00.001+02:002012-10-26T10:00:05.083+02:00Dinges is jarig<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 0cm 0pt; text-align: justify;">
Vroeger keek je op je verjaardag de
hele dag uit naar de postbode: die bracht een stapel kaarten met allemaal
aardige teksten erop en soms zelfs een paar gulden erin. Dan probeerde je eerst
aan het handschrift te zien van wie de kaart kwam en daarna maakte je hem open:
niet te snel, rustig genieten, dan was je lekker jarig. ’s Avonds, altijd ’s
avonds, want ’s middags speelde je buiten, belden dan nog de oma’s, wat tantes
en een kennis van je ouders die allerlei dingen over je wist, terwijl jij geen
idee had wie het was. Sommige mensen vergaten je: geen kaart, geen telefoontje.
Dat was heel erg, maar goed, dan wist je wat je aan iemand had. Tegenwoordig
word je de hele dag overspoeld door al dan niet digitale feliciteergolfjes en
voel je je lekker geliefd en belangrijk.</div>
<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 0cm 0pt; text-align: justify;">
’s Ochtends is de eerste ronde:
alleen iemand die je dán feliciteert, is oprecht gelukkig dat je weer een jaar
ouder bent geworden. Bellen is voor achten alleen weggelegd voor je ouders, als
ze je aardig vinden, dan. Maar goed: iedereen die je voor half negen per sms
heeft gefeliciteerd, deelt jouw feestvreugde oprecht.</div>
Bij een felicitatie na negenen
weet je: ik ben geen topprioriteit. Diegene heeft op ’t werk de computer
aangezet, eerst even hoogst illegaal de privémail gecheckt en in zijn mailbox
een reminder gevonden: ‘Dinges is vandaag jarig’. Bij deze mensen moet je dan
nog wel onderscheid maken tussen degenen die na de digitale notificatie even de
telefoon pakken en degenen die via een kille reply-knop een ongeïnspireerd
‘Gefeliciteerd, hè’ naar je sturen.<br />
Om half een is het lunchpauze:
tijd voor het rondje social media. Op Facebook
staat: <br />
<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 0cm 0pt; text-align: justify;">
Dinges</div>
Heeft een relatie met Hoeheetze<br />
Uit Hoeheetdatgat, Zuid-Holland,
Netherlands<br />
Hij is vandaag jarig<br />
<br />
<div class="MsoNormal" style="margin: 0cm 0cm 0pt; text-align: justify;">
Iedereen die je rond lunchtijd
feliciteert, kun je eigenlijk wel schrappen als vriend: deze mensen hebben je
zo hoog zitten dat er niet eens een herinneringsmail over jouw verjaardag komt.
</div>
Dan bestaan er nog mensen die
zonder computers werken en geen smartphone hebben. Ja, die bestaan. Die
feliciteren je zo’n beetje aan het einde van de middag: als ze thuis naar het
toilet gaan en op die tragische Marjolein Bastin-verjaardagskalender ineens
jouw naam bij vandaag zien staan. Tot dat moment: nog geen seconde aan jou en
je blijde verjaring gedacht. Sommigen bellen rond etenstijd: die hebben de
kalender in de keuken hangen.<br />
Tegen achten komen zij die gered
worden door iemand anders thuis op de bank die terloops iets opmerkt als ‘Heb jij Dinges nog
gewhatsappt? Die is jarig vandaag. Ik kreeg een mail dus heb ‘m effe op
Facebook gefeliciteerd.’ <br />
Het allertreurigste golfje komt
tussen elf uur ’s avonds en middernacht. Een telefoontje kan je op dat tijdstip
wel vergeten, dus moet je het sowieso al doen met een warme digitale tekst.
Weet dit: je bent genadeloos vergeten. In de gedachtegang van deze persoon zit
jij, nou ja, eigenlijk nergens. De énige reden dat je nog wat hoort, is dat er
een last minute interventie heeft plaatsgevonden. Niet op Facebook, want
waarschijnlijk zijn jouw updates daar uitgeschakeld. Misschien was het een
opmerking op het profiel van iemand anders (‘Ga jij nog naar Dinges’ feestje
dit weekend?’), misschien had diegene nu pas tijd om naar de wc te gaan. Het
berichtje dat je uiteindelijk dan nog krijgt, bevat meestal een semi-grappige
gore leugen als ‘Ik was je niet vergeten, maar ik dacht: nu voel je je
tenminste de héle dag lekker jarig.’ Tuurlijk. Trek je conclusies.Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-76984094972441297682012-01-07T17:08:00.002+01:002012-01-08T12:28:31.509+01:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Schermbeleving<br /></span></strong><br />Wanneer ik vroeger naar een concert ging, werkte dat als volgt: ik ging erheen, maakte het mee, genoot er heftig van en dat was dat. Die tijd is niet meer. Tegenwoordig ga ik erheen, probeer het mee te maken en ervaar dat ik alles alleen maar tweedehands kan zien, omdat ik overal waar ik kijk alleen maar geheven schermpjes zie. Digitale camera’s, smartphones en zelfs doodordinaire simpele mobieltjes: alles en iedereen staat ermee te filmen en fotograferen. Aan het einde van zo’n avond ben ik kapot, omdat ik als een dronken kameel voortdurend heen en weer heb geschommeld om onder, boven, links of rechts langs schermpjes te kunnen zien wat er op het podium gebeurt.<br />Ik zou natuurlijk een van die miljoenen schermpjes kunnen gebruiken als blik op de wereld, maar op de een of andere manier staan bij mij in de buurt altijd van die halvegaren die kicken op de zangeres, zodat ik via hun schermpjes de hele avond slechts een blokkerig ingezoomd zicht heb op een steeds uit beeld schietend decolleté.<br />Veel van die fanatieke filmers denken de mensheid te helpen met hun werk. Goed, degenen die voor de tieten komen zijn waarschijnlijk wat minder filantropisch ingesteld en helpen met name zichzelf, maar de rest schijnt echt te denken dat de wereld een grote dienst wordt bewezen met hun filmsels. Dat geldt met name voor degenen die meteen na het indrukken van de stop-knop hun filmpje op YouTube, Facebook of Twitter gooien, vaak met een taalhoogstandje als ‘supervetcoldplayechtgenietenwauw!’ eronder. En zodra ze dat hebben gedaan, gaat de camera meteen weer in de filmstand voor de volgende totáál zinloze opname.<br />De kwaliteit van de filmpjes is namelijk altijd om te janken. Het geluid is vaak zo slecht dat er voor de kijker alleen een soort stervend cappuccinoapparaat te horen is. Wat het beeld betreft heb je eigenlijk altijd alleen maar zicht op 600.000 andere beeldschermen, al dan niet met ingezoomde tieten erop. Ergens in de verte zie je wel eens een ledemaat boven een schermpje uitstijgen, en met wat geloof, hoop en liefde kun je daar misschien wel eens de artiest ontdekken die je probeert te zien.<br />Het állerergste zijn de filmers die hun filmpje definitief om zeep helpen door, in een vlaag van onvergeeflijk enthousiasme, met hun gezicht vlak onder het microfoontje kei-hard mee te zingen. Vooral pijnlijk als blijkt dat ze de tekst niet kennen en je dus een onbegrijpelijk gejammer hoort op plaatsen waar de tekstkennis tekortschiet.<br />Ik weet alles over deze filmpjes, niet alleen omdat ik dus veelvuldig ongewenst betrokken raak bij ‘the making of’, maar ook omdat ze vaak mijn laatste toevlucht zijn na wéér een concert waarin ik alleen maar schermen heb gezien. In een wanhoopspoging tot reconstructie van de avond zoek ik beelden op van het optreden, maar ze zijn dus zonder uitzondering niet om aan te zien of horen. Misschien helpt het als ik volgende keer zélf een filmpje maak. </span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com3tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-53190531247483239222011-11-22T17:30:00.000+01:002011-11-22T17:31:38.405+01:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>Aan banden</strong></span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Natuurlijk: je moet íets met die buik. Vanaf een maand of vier steekt dat ding nogal opvallend de wereld in en je moet ‘m nu eenmaal ergens laten. Zelf denk ik dan aan een kek tuniekje, een leuk wikkeltopje of een gezellig jurkje. Zwangere vrouwen denken echter massaal aan buikbanden: grote lappen elastiek met een bijna grappige tekst, print of in het ergste geval: een combinatie van die twee. Vooruit, er zijn nuttige varianten. Zo heb je als zwangere vrouw te kampen met doorlopende ongewenste intimiteiten: iedereen wil ‘even aan je buik zitten, hoor’. De buikbanden met de tekst ‘Do not touch’, al dan niet vergezeld van een boze smiley of een verbodsbord, zijn dus begrijpelijk. Dat maakt ze echter nog steeds niet om aan te zien.<br />Veel erger zijn de hihi-buikbanden, vaak gedragen door aanstaande moeders met Crocs en/of sjaaltjes. Zoals alle zwangere vrouwen willen zij de zegeningen van het moederschap graag dwangmatig delen met de rest van de wereld, en daarom gebruiken ze hun buikband om de simpele, want niet-zwangere, massa uit te leggen hoe zo’n kind nou eigenlijk in elkaar zit: ‘50% papa, 50% mama, 100% ikke’ zegt zo’n band dan. Afschuwelijk om te bedenken dat het met dat arme kind nooit goed kan komen als er al 50% in zit van een vrouw die denkt dat een buikband ‘lekker gek’ is. Er bestaat nog een overtreffende trap van deze buikband: de gepersonaliseerde uitgave. In plaats van het anonieme ‘papa’ en ‘mama’ staat er dan ‘50% Floris’ en ‘50% Marianne’. 100% mislukking, zeg ik. Die kleine maakt geen schijn van kans.<br />Wie denkt dat hiermee het toppunt bereikt is, vergist zich helaas. Want helemaal bovenaan de treurige buikbandenhiërarchie staat, op gigantische afstand van de 50%-bandenmoeders, het allerirritantste bandentype. Voor haar is het niet genoeg dat die enorme buik jou al steeds confronteert met het onvoorstelbare feit dat zij, in die Crocs ja, Ooit Seks heeft gehad. Zij wil dat de verwekking van haar gedoemde spruit jou luid en duidelijk in het netvlies wordt gebrand. Satanisch draait zij om de haverklap een groot lycra kleurvlak in je blikveld. Er is geen ontkomen aan, je móet die tekst keer op keer lezen: ‘It started with a kiss…’ Het zijn die gore suggestieve puntjes die ‘t hem doen. Gad-ver-damme.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com5tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-68275205393280783952011-10-13T14:06:00.003+02:002011-10-13T14:10:55.072+02:00<span style="font-family:arial;"><span style="font-size:130%;"><strong>Oud</strong><br /></span><br />Eerst negeer ik de tekenen. Ik blijf stug ver na middernacht naar bed gaan, ook al moet ik de volgende dag werken. Ik eet een week achter elkaar junkfood, gewoon omdat het kan. Dapper zet ik mijn tentje in elkaar op wat voorheen een grasveld was, en ga vervolgens een weekend lang klappertandend festivalbier staan tanken waar om de drie seconden iemand zijn haar in headbangt. ‘Heerlijk hè, ja, dit is genieten,’ roep ik tegen vrienden. Ik ben het leven aan het leven, zoals dat heet, en ik ben er verrekte goed in.<br />Maar op zeker moment begint er iets te veranderen. Het zijn kleine dingen waardoor ik weet: het gaat de verkeerde kant op met me. Bijvoorbeeld als ik brak van het slaaptekort aan het werk ben en mezelf betrap op de gedachte: ‘Hè, straks fijn op tijd het mandje in.’ Of wanneer ik mezelf na een week van pizza hoor verzuchten: ‘Vanavond ‘ns een lekker prakkie.’ Allemachtig, hoorde ik daar nou m’n moeder?<br />Van de weeromstuit schiet ik in de ontkennende fase. Ik koop meteen een kaartje voor een obscuur metalbandje in een schimmige muziekbunker in het Belgische Wortel. Het polsbandje dat ik bij wijze van toegangskaartje omgehangen krijg, laat ik net zolang demonstratief om m’n pols hangen tot het eraf rot. De buitenwereld zal verdorie weten dat ik nog midden in het leven sta en dat iedere vorm van vertrutting mijn deur voorbij zal gaan.<br />Maar zodra ik daar sta met m’n knappende trommelvliezen, merk ik dat ik het gevecht aan het verliezen bent. Zuchtend wiebel ik van het ene been op het andere. God, wat vermoeiend, dat staan. Een concert waarbij ik kan zitten, dat lijkt me wel wat. Wat een armoedig gedoe eigenlijk, met die plastic bekertjes. Wat staat die kerel daar trouwens nou toch te blèren? En kan hij dat vette haar niet eens fatsoenlijk laten knippen ofzo? </span><br /><span style="font-family:arial;">Als het concert afgelopen is, ben ik blij dat ik naar huis mag. ‘Zo lekker tukken,’ denk ik, en ik kan mezelf wel slaan om die gedachte. Ongelooflijk, wat doen m’n voeten zeer. En m’n rug. En m’n ogen branden, net als m’n keel, trouwens. ‘Hoe hou je dat toch vol?’ zou moeders zeggen en ik vraag mezelf dat nu ook af. Oh shit. Ik word oud.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com3tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-23179448855244313462011-08-18T10:02:00.002+02:002011-08-18T10:08:04.342+02:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>Pinnen</strong></span>
<br /><span style="font-family:arial;"></span>
<br /><span style="font-family:arial;">Wel eens een bejaarde bij een pinautomaat gezien? Best vermakelijk als je van een afstandje toekijkt, maar bloeddrukverhogend als je achter de bejaarde in de rij staat. Eerst wordt er enigszins argwanend richting pinautomaat gerollatord. Ik zweer het je: sommige oudjes maken eerst een soort schijnbeweging om de automaat op het verkeerde been te zetten, of wat ze dan ook denken als ze zwabberend koers zetten naar de geldbron. Dan begint het: hoewel ze al tien minuten staan te wachten om te mogen gaan pinnen, komt nu pas de, meestal buitensporig grote, portemonnee tevoorschijn. Dat klinkt als een vlotte handeling ja, maar in werkelijkheid is het een worsteling met een boodschappentas op wieltjes vol Knirps-parapluutjes, plastic tasjes-vanwege-altijd-handig-om-bij-je-te-hebben, kortingsbonnen, familiefotoalbums en zuurstoftanks. Als die knip dan eindelijk boven water is, moet het pasje er nog uit. Dat is meestal het moment dat het gemompel begint: ‘Oh ja, dat pasje, hè, waar is dat ding, o hier, o gut, o jee, o nee, gaat er weer niet uit, het is ook zo lastig, zo’n last van m’n handen, nou verdraaid, ach hemel, ja, nee, ja, ik heb ‘m.’ Vervolgens gaan ze met dat pasje in hun handen naar het scherm staren. Het is niet dat dat scherm deze keer ineens een heel andere boodschap verkondigt dan normaal, zoals altijd staat er ‘Voer uw pas in’, maar toch kijken bejaarden altijd eerst ernstig vertwijfeld en vooral zeer langdurig naar het scherm. Alsof ze verwachten dat ze mondelinge instructies gaan krijgen, maar die komen niet. Met de moed der wanhoop schuiven ze dan dat pasje maar in de automaat, soms zelfs in één keer in het juiste sleufje.
<br />Iedere pinautomaat vraagt vervolgens om een pincode, maar bejaarden denken kennelijk altijd dat dit wel eens de dag kan zijn dat ie eerst gaat vragen hoe je dag is geweest, of hoe het met je nieuwe heup is. Eerst wordt er dus gewacht. Lang. Dan komt er weer een hoop gemompel: ‘Die code, ach die code, ik heb ook zoveel codes, hoe moet ik dat nou weer allemaal onthouden, en ik mag ’t nergens opschrijven van m’n kleinzoon, maar ja, die heeft makkelijk praten, wat was ’t nou toch, iets met een verjaardag, maar van wie, gut, ACHT ZEVEN VIER DRIE’, want op de een of andere manier moeten bejaarden hun pincode altijd hardop uitspreken bij het intoetsen.
<br />Dan moeten ze een geldbedrag kiezen. Daar hebben ze van tevoren natuurlijk niet over nagedacht, want dat zou efficiënt zijn. Ter plekke maken ze dan ook de hele wachtrij deelgenoot van hun boodschappenlijstje: ‘De kapper voor m’n watergolf, melk, brood, kaas, eitjes, maar een klein doosje, want vorige keer kon ik er 5 weggooien en da’s toch zonde, wat bij de koffie voor de kinderen, dat moeten ze natuurlijk weer niet, maar ik neem het toch mee, en anders geef ik het wel aan de buurvrouw, nog wat voor de hulp, want ze is jarig, en nog een cadeautje voor het kleinkind van Margo’. En hoewel het overduidelijk is dat je de knopjes naast het scherm moet gebruiken om een bedrag te kiezen, rammen bejaarden, als ze dan eindelijk besloten hebben tot het opnemen van 50 euro, altijd nog even op de cijfertjestoetsen, die dus niks doen. Vervolgens schelden ze het apparaat uit en gaan er hard en langzaam tegen praten, alsof er dan wel geld uitkomt: ‘Vijftig euro moet ik hebben. VIJF-TIG. Nou, vooruit. Hè, pestding.’ Dan slaan ze nog op wat knoppen en uiteindelijk zit daar de goede tussen.
<br />De pinpas komt weer tevoorschijn. Paniek, natuurlijk, want, mompel: ‘Ja, da’s m’n pas, maar waar is nou m’n geld?’ Eindelijk spuugt de automaat geld uit. Dat wordt eerst geteld, met natgelikte vingers om de briefjes van elkaar af te pellen. Daarna wordt het met uiterste precisie in het juiste vakje van de portemonnee opgeborgen. Met die portemonnee kan geen twee stappen gelopen worden om de volgende pinner vrije doorgang te verlenen, dus recht voor de automaat gaat die immense tas weer open, gaan de Knirpsen, de plastic tasjes en de tanks weer opzij, en wordt de portemonnee weer op z’n plaats gelegd. Wee degene die deze bejaarde voor zich treft bij de bakker.</span>
<br />Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-90332276885831087862011-08-10T15:45:00.001+02:002011-08-10T15:45:44.174+02:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Spin
<br /></span></strong>
<br />Wat is erger: een dikke spin in je badkamer zien of ‘m niet zien terwijl je wel weet dat hij er is? Op dit moment niet-zie ik een gigantische bruine spin in de badkamer waarvan ik vanmorgen heb vastgesteld dat hij daar wel woont. Dat is lastig, want ik moet nu gaan douchen terwijl ik de spin nog niet heb gelokaliseerd. Rationele vrouw die ik ben stel ik me voor dat hij ergens in een hoekje is getransformeerd tot een soort Spielberg-spin die nu op het plafond klaarzit om zich bloeddorstig op mij te laten vallen zodra ik een voet in de badkamer zet. En dus kijk ik naar het plafond terwijl ik de badkamer inloop. Vrijwel meteen realiseer ik me dat hij ook juist op dit moment de vloer aan het oversteken kan zijn en dat ik dus het risico loop om ineens een misselijkmakend gekraak onder mijn voet te voelen. Ik sta dus weer stil. Op twee meter afstand lokt de douche, maar ik kom niet vooruit. Achter elke fles badschuim verwacht ik mijn spin en dat trekt me niet erg aan. Ik kijk nog een keer ingespannen de ruimte rond, maar ik zie hem niet. Hm. En er moet toch gedoucht worden. Ik buig voorover om in ieder geval vast te kunnen stellen dat hij niet in de badkuip is gaan zitten en spring dan manhaftig in de kuip. Niks aan het handje, geen spin te zien. Gerustgesteld zet ik de douche aan.
<br />Op het moment dat ik enthousiast shampoo in mijn haar sta te smeren, zie ik vanuit een ooghoek iets bewegen. Volkomen zinloos roep ik: ‘Bwhraah!’ en maak een sprongetje. De spin is dus weer opgedoken. Aan de andere kant van de badkuip hangt hij ineens onverstoorbaar tussen plafond en muur. Ik besluit om de spin tussen het shampooschuim door maar eens smerig aan te kijken. Zo’n staarwedstrijd is natuurlijk volslagen kansloos, want ik kom zes ogen tekort om echt indruk te kunnen maken. Hij besluit dan ook om maar eens verder mijn kant op te wandelen. Dat vind ik echt een heel slecht idee en ik piep ‘Wieee!’ Dat vindt ‘ie vast raar, maar hij kuiert toch lekker door. In een vlaag van helderheid spetter ik wat water zijn kant op. Het helpt, hij stopt en gaat relaxed ondersteboven hangen op een halve meter afstand van mij. Relaxed voor hem, ja, want ik durf geen vin meer te verroeren uit angst dat hij toeslaat.
<br />Dapperder mensen dan ik richten in dit geval gewoon de douchekop op de spin. Ik overweeg dat ook, maar het idee dat hij dan op volle snelheid over de tegels richting mijn tenen surft, houdt me tegen. Bovendien: wat als Spielberg-spin met zijn duistere krachten ineens weer uit het putje kruipt zodra ik de douche uitzet? Zijn wraak zal vast verschrikkelijk zijn. De douchekop biedt dus ook geen uitkomst.
<br />Terwijl ik met een schuin oog het beest in de gaten houd, spoel ik de shampoo uit mijn haren. In recordtempo rommel ik nog wat met douchegel, die goddank aan mijn kant van het bad stond, maar de overtuiging is eraf. Ik moet nú uit die badkuip. Spin is het daarmee eens, want hij kruipt weer mijn kant op alsof hij wil zeggen: ‘Is nou wel mooi geweest, hè?’ Ik wurm mezelf in vreemde bochten uit de badkuip en spring op de badmat. Ik pak mijn handdoek en kijk nog een keer omhoog. Dreigend doet hij met al z’n poten een stapje naar voren. Duidelijk. Afdrogen doe ik wel ergens anders.</span>
<br />Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com3tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-52739116721486626642011-06-10T18:32:00.001+02:002011-06-10T18:32:57.427+02:00<strong><span style="font-family:arial;font-size:130%;">Gênante momenten (in je eentje) II - Het blackberrymeisje<br /></span></strong><a title="Afdrukken" href="http://www.impasto.nl/index.php?view=article&catid=13%3Acolumns&id=217%3Agenante-momenten-in-je-eentje-ii-het-blackberrymeisje&tmpl=component&print=1&layout=default&page=&option=com_content&Itemid=20" rel="nofollow"></a><br /><span style="font-family:arial;">Er is één type gênant moment dat sinds een aantal jaar steeds vaker voorkomt. Ik denk dat in de laatste 3 jaar het aantal zeker met 200% toegenomen is. Dat is de schuld van de BlackBerry. Of de Iphone. Zelfs van de simpele goeie ouwe Nokia. In de metro stond vandaag een beschrijving van ‘Het blackberrymeisje’, alsof dat een nieuwe diersoort is. ‘Het blackberrymeisje zit en loopt altijd met een lichtgebogen rug’, zo las ik, ‘en haar handen heeft ze krampachtig om haar telefoon geklemd.’ Bovendien heeft ze ‘totaal geen oog meer voor haar omgeving.’ En dat laatste is natuurlijk gevaarlijk.<br /><br />Met de komst van apparaten waarmee je altijd en overal kunt sms’en, pingen, mailen en twitteren, is de wereld om ons heen een soort doorlopend circus geworden. Mensen slingeren over de weg, lopend of met de fiets, terwijl ze stug naar een of ander schermpje staren. Je kunt tegenwoordig op straat de prachtigste dingen meemaken: zo zag ik laatst een meisje dat in een metrostation vol gas op een van de toegangspoortjes klapte. Behoorlijk gênant, en ze was ook nog eens niet in haar eentje.<br />Hoewel ik er altijd wel om kan grinniken als ik zoiets zie gebeuren, vond ik zo’n situatie altijd ook een beetje treurig. Kom op zeg, je kan jezelf toch wel éven losrukken van dat ding? Totdat ik pas geleden in een winkelcentrum liep. Ik werd gebeld. Hartstikke leuk natuurlijk, maar mijn mobiel dacht daar anders over en verstopte zich in mijn tas. Voor degenen die niet bekend zijn met meisjestassen: het is een soort jungle op zakformaat. In die jungle kan een telefoon zich op heel veel slinkse manieren verstoppen. Al lopend dook ik in mijn tas en spontaan begon ik te zwabberen: probeer maar eens rechte lijnen te lopen als je bijna tot aan je schouders in een tas aan het verdwijnen bent. Gelukkig vond ik mijn mobiel, alleen net te laat. Shit. Het was ook nog eens iemand die ik graag wilde spreken. Terwijl ik zachtjes in mezelf mopperde om de geslaagde sabotagepoging van mijn tas, ging mijn telefoon weer af: een sms. En niet zomaar een sms: het was er eentje die schreeuwde om een snel antwoord. Direct, onmiddellijk, nu! En dus begon ik te sms’en. Wel lopend natuurlijk, want een moderne meid multitaskt zich een ongeluk. Letterlijk. Ik merkte al gauw dat ook nu weer een zwabber optrad: vervaarlijk zwenkte ik langs een aantal winkelgevels, maar ik raakte gelukkig niks en ik was inmiddels al bijna klaar met sms’en. Toen besloot ik even op te kijken om te zien waar ik inmiddels was beland. Net te laat. Tijdens het opkijken liep ik nogal hard tegen een lantaarnpaal. Gauw keek ik om me heen. Dit is pijnlijk. Echt heel. Maar gelukkig had niemand het gezien.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-56162733003399444442011-06-10T18:30:00.003+02:002011-06-10T18:32:22.420+02:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>Gênante momenten (in je eentje)</strong></span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Ga maar na: als iemand op straat onderuit gaat, doet hij twee dingen: eerst kijken of iemand anders het opgemerkt heeft, daarna pas kijken of hij zich heeft bezeerd. Je vindt ondraaglijke pijnen minder erg zolang niemand anders heeft gezien hoe je jezelf dat leed op onbenullige wijze hebt aangedaan. Zo liep ik ooit eens nogal hard tegen een glazen wand op, op onnavolgbare wijze met mijn voorhoofd eerst, terwijl ik dacht dat ik bezig was een gebouw te verlaten. Mijn eerste gedachte was: ‘Ik hoop dat niemand dit gezien heeft.’ Pas daarna kwam langzaam maar nadrukkelijk de pijnsensatie, vervelend, maar toch nog wel minder belangrijk dan het feit dat iemand die het had gezien langzaam maar zeker stierf aan een lachkick. Schaamte is erger dan pijn.<br /><br />Toch zijn er momenten denkbaar dat je jezelf zo onbenullig gedraagt, dat het niet uitmaakt of iemand anders het wel of niet gezien heeft: jouw actie is zo gênant dat je jezelf lomper vindt dan een ander je ooit zou kunnen vinden.<br />Voorbeeld: je zit op de fiets. Het is voorjaar. Vogels fluiten, bloemen bloeien, de zon schijnt. Er waait een zalig briesje. Tot zover alles goed. Je trapt jezelf vrolijk voort en bent erg tevreden met jezelf: kijk jou hier eens fietsen, sportieve natuurliefhebber die je bent. Goed, al het groen in je directe omgeving bestaat uit een berm met zwerfafval, en links van je raast een drukke provinciale weg, maar je fietst hier toch maar lekker. Hulde aan jou. Aangemoedigd door je eigen fietsbriljantie, besluit je tot een omweg door het park.<br />Stom, natuurlijk, In het park wonen de beestjes. Hoewel ze heel veel kleiner zijn dan jij, lijkt het er al snel op dat ze het van je gaan winnen: sommigen vliegen demonisch hard te pletter tegen je voorhoofd, anderen boren zich met voelbaar genoegen in je oog. Je fijne fietsritje wordt al snel een strijd op leven en dood: je wil niet verliezen van een vlieg, maar het begint er sterk op te lijken dat dit wel gaat gebeuren. Wanneer je in je gevecht naar adem hapt, is er altijd één opperkamikazevlieg die zich in dat korte moment naar binnen weet te werken en jawel: nu zit er een beestje in je mond. ‘Niet slikken!’ giert paniekerig door je hoofd. Al vrij snel komt de juiste oplossing in je op: spugen. D’ruit met dat gore beest! In je blijdschap dat je iets gevonden hebt op het vieze-vlieg-in-mondprobleem, vergeet je echter wel dat je nog aan het fietsen bent. En dat het briesje dat je net nog zo heerlijk vond, inmiddels wel recht in je gezicht briest. In je paniek denk je niet aan briljante dingen als 'opzij spugen'. Als je dus besluit tot spugen, belanden spuug én beestje bijna direct weer in je gezicht. Dat is vies. Echt heel. Maar gelukkig heeft niemand het gezien.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-9523571191665687332011-06-10T18:30:00.001+02:002011-06-10T18:30:45.864+02:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">De tuinslang(haspelkar)<br /></span></strong><br />Ik ben niet zo goed met tuinen. Dat wil zeggen: mijn enige vaardigheid op het gebied van tuinen is dat ik mezelf er erg beeldig in kan bevinden. Het verzorgen van een tuin daarentegen is iets wat ik maar moeizaam onder de knie krijg. Hoewel ik me er bijvoorbeeld bewust van ben dat plantjes in warme, zonnige tijden behoefte hebben aan water, vergeet ik ze rustig dat te geven. Gevolg is dat ik met enige regelmaat in het tuincentrum maar gewoon nieuwe plantjes aanschaf, omdat ik de vorige generatie redelijk genadeloos heb laten verkommeren. Enige tijd geleden was er weer zo’n moment: de tuin was echt niet meer om aan te zien, en hoewel ik dat lange tijd redelijk succesvol kon negeren, werd het stilzwijgend hoofdschudden van de buurman over het hegje dat ons scheidt me uiteindelijk toch te gortig: ik ging de tuin weer ‘ns doen. Na een meeslepend tweedaags gevecht met onkruid, was de tijd van planten gekomen: enthousiast stopte ik allerlei gekleurd spul in de grond. Ik deed dat met veel liefde, en ik was deze keer zo tevreden met het resultaat dat ik mij voornam dat deze planten pas dood zouden gaan wanneer dat volgens het bijbehorende labeltje de bedoeling was. Kortom: ik ging ze water geven. Het waren weken waarin de temperatuur steevast opliep tot 25 graden of meer, met een verzengende zon en dus moest er elke dag gesproeid worden.<br />Enige tijd deed ik dat met een gieter. Niet met zo’n gieter van het type zoals gieters ooit bedoeld zijn, maar met een kleine roze olifant met een vulgat in z’n achterste en een retehandige schenkslurf. Er gaat ongeveer één zo’n gieter in een plant, en dat betekent dat er aardig wat gesjouwd werd met die roze vriend. Na een keer of een was ik daar wel klaar mee. En zo besloot ik: er moet een tuinslang komen.<br />Om half werk te voorkomen kocht ik online een degelijke tuinslang, en niet zomaar een, maar eentje met een haspel. Die haspel hing dan weer in een ‘hartstikke handig’ karretje, wat alles bij elkaar een wonderschoon tuinslanghaspelkarretje oplevert. Toen de PostNL-meneer mijn kar kwam brengen, voelde ik al snel nattigheid: de doos waarvoor ik braaf tekende, had bepaald niet de formaten van het karretje dat ik op de foto’s had gezien. Shit: een bouwpakket.<br />Nu zou je denken dat er niet zo gek veel te doe-het-zelven valt aan een tuinslang, maar daar vergis je je in. Het begon goed: te midden van tienduizenden stukjes tuinslanghaspelkarretje, vouwde ik de bouwtekening open en begon te puzzelen. Buis 1 en buis 2 konden zonder enige moeite in zinloos plastic onderdeel 1 geduwd worden. Vervolgens moest dat vast met vier schroefjes. Ik keek in het schroevenzakje: twee schroefjes. Hm. Nog eens kijken: nog steeds twee. Al snel merkte ik dat het niet uitmaakte hoe vaak ik keek: de twee schroefjes werden er geen vier. Ik had de hele tijd al zachtjes gemompeld, maar nu begon ik hartverwarmend te schelden op de tuinslangenboer, op de webwinkel en op de PostNL-meneer, die er natuurlijk niks mee te maken had maar toch veel pijn verdiende. Ik zuchtte maar eens diep. Schold nog een poosje en zuchtte weer diep. Dat deed ik ongeveer een kwartier, niet omdat ik zo ontzettend fijn zat te zuchten, maar omdat ik moed moest verzamelen om boven, als in: aan de verkeerde kant van de trap, het telefoonnummer van die vermaledijde webwinkel op te zoeken. Ik keek nog maar ‘ns knorrig naar de bouwtekening en zag spontaan dat ik de verkeerde bouwtekening voor me had. De juiste tekening vereiste maar twee schroefjes.<br />Daarna ging het lange tijd voorspoedig, en nadat ik de haspel in elkaar had getimmerd, ramde ik met een schuine blik op de tekening goedgemutst de draaihendel in de haspel. Enig geweld was daarbij noodzakelijk, maar dat maakte me niet uit. ‘Degelijk spul,’ dacht ik nog, ‘dat zit echt muurvast met die weerhaken’. Ik keek weer op de bouwtekening voor de volgende stap. Oh. De hendel moest er nog niet in. En dus moest ie er nu weer uit. Nog maar eens zuchten en schelden. Interessant verschijnsel: wanneer je als mens wéét dat wat jij wil niet zal gaan (het in een soepele en lichte beweging lostrekken van iets met weerhaken dat je net gewelddadig vast hebt geramd), ga je het toch proberen. Ik wist ook wel dat die hendel niet los zou komen door er gewoon aan te trekken en toch hield ik het zo’n tien minuten vol. Met behulp van alle satéprikkers en koffielepels die ik kon vinden (de satéprikkers hebben het niet gered) wist ik de hendel los te krijgen.<br />Nu alleen nog maar de tuinslang. Die was ‘knikvrij’ vanwege een of ander hendig trucje dat de fabrikant heeft uitgevonden. Hartstikke mooi. Helaas werkt dat trucje pas als je de slang om de haspel hebt gerold. Voor die tijd knikt de slang wel. Echt. En ook hier geldt: je wéét dat het niet gaat lukken, en toch probeer je het: 20 meter tuinslang direct uit een te kleine verpakking om je haspel rollen. En hoewel je steeds denkt iets verder te komen, lukt het dus nooit. Uiteindelijk sta je die 20 meter gewoon tussen je meubels door te slalommen, links en rechts serviesgoed van je tafel af gooiend. Maar ook met de slang kwam het goed: hij ging na enige sputteren braaf om z’n haspel.<br />Hoewel ik dacht dat ik 10 jaar minder oud zou worden dan vóór de komst van mijn slangenkar, was ik toch wel erg tevreden met mezelf. Kijk mij, powervrouw, die met blote handen een gansch tuinslanghaspelkarretje in elkaar zet. Eindelijk kon ik mijn plantjes goed gaan verzorgen, en ze troosten met verkoeling na weer een dag in die loeihete zon.<br />Jammer genoeg heeft het sinds dat moment elke dag keihard geregend. </span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-53675346336028789602011-01-08T16:13:00.004+01:002011-01-08T16:15:51.960+01:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Baasje</span></strong></span><br /><span style="font-family:arial;"><br />In de zomer ben ik jaloers op ze, en dat weten ze. ’s Zomers hebben hondenbezitters zo’n licht onuitstaanbaar Centerparcs-air over zich. Zogenaamd nonchalant slenteren ze dan over het strand, waar ik doelloos lig te verschroeien terwijl zij spontaan, licht en luchtig met de hond in de branding dollen. Dat wil ik ook wel, maar zonder hond krijgt het dollen toch snel iets treurigs. En dus kijk ik afgunstig naar het zongebruinde baasje, met sterk ontwikkelde kuitspieren dankzij de dagelijkse wandelingen door fris geurende bossen, en registreer ik weemoedig het idyllische plaatje wanneer de trouwe viervoeter zijn kop goedmoedig te rusten legt op de benen van de baas wanneer die zich in het warme zand heeft neergelaten. Niet voor lang natuurlijk, want al gauw trekken ze weer verder, een en al levenslustige blijheid.<br />Wanneer de eerste tekenen van de herfst zich voordoen, neemt mijn jaloezie altijd wat af. Als de eerste straffe noordooster van het jaar over het land giert, voel ik een licht gevoel van triomf: ik hoef lekker niet om zeven uur ’s morgens naar buiten om Nero te laten plassen. Dat overwinningsgevoel houdt meestal maar kort stand. Om precies te zijn: tot de eerstvolgende mooie herfstdag. Als ik dan buiten verveeld wat rondschuifel en al die blijmoedige baasjes door de schitterende herfstkleuren van het park zie struinen, met apporteertakken die de noordooster behulpzaam heeft afgerukt, zou ik een lief ding over hebben voor een beetje entertainment in de vorm van een hond. Zeker als ik al die liefdevolle blikken zie die de baasjes hun hond toewerpen.<br />Maar dan wordt het winter. Precies op tijd om in mij ieder verlangen naar een hond van welk merk dan ook krachtig te vernietigen. Ziet de hondenbezitter in december: niet langer spreekt hij warm over Rakker en Jack. De tedere blikken hebben plaatsgemaakt voor onverholen afschuw. Wel eens iemand een hond uit zien laten terwijl een mengsel van natte sneeuw, hagel en ijzel zich over hem uitstort? En dat de hond dan, nog even welwillend als in de zomer, rustig de tijd neemt om ook de zevende gele sneeuwpop te besnuffelen? Wie een keer zo’n tafereel heeft gezien, wil echt geen hond meer. Tot het lente wordt.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com5tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-24675065697824016802010-11-21T19:00:00.000+01:002010-11-21T19:02:22.185+01:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>Opruimen</strong></span><br /><span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;"><br /></span></strong>Het is zover: ik ga opruimen. En wel nu. Daadkrachtig ga ik met een rol vuilniszakken onder de arm naar zolder. Want daar bevindt zich het middelpunt van alle ellende: mijn zooi. Ik heb er dozen vol van en ben er erg aan gehecht. Al een paar keer is de collectie, in een steeds groeiend aantal dozen, met me meeverhuisd. Ik denk namelijk altijd niet zonder te kunnen. Tot het moment dat alles weer opeengestapeld in een hoekje van mijn nieuwe zolder staat: dan kijk ik er niet meer naar om. Maar nu is het afgelopen.<br />Enthousiast begin ik wat verhuisdozen van elkaar te trekken totdat de zolder eruit ziet alsof er een oorlog heeft gewoed. En dan zitten alle dozen nog dicht. Dit is mijn moedeloze moment: al die dozen vol met troep. Waar moet ik beginnen? Een beetje hulpeloos laat ik me op de grond zakken, m’n rug tegen het logeerbed. Ik zucht. Ik zucht nog eens. Dan hengel ik de dichtstbijzijnde doos met een voet naar me toe en trek ‘m open. Een enigszins muffe geur komt me tegemoet.<br />Ik werp een blik in de doos: allemaal papier. Ik sta op om een vuilniszak van de rol af te trekken: die ga ik in z’n geheel om de bovenkant van de doos vouwen, doos omkeren, klaar. Maar dan valt mijn oog ergens op. Is dat…? Nou ja, mijn ouwe rapporten! Wat grappig. Ik laat de vuilniszakken nog even liggen en ga in kleermakerszit weer op de vloer zitten. Allemachtig, wat was ik een nerd. Een 9,3 voor wiskunde in 6 vwo. Dit moet ik bewaren, dan kan ik het aan mijn klassen laten zien: ‘Zo ziet een braaf rapport eruit.’ Ik trek alle rapporten uit de doos. Okee, ik ging opruimen, maar ik hoef toch niet álles weg te doen?<br />Ik grabbel nog een beetje in die eerste doos: schriften. Die kunnen wel gewoon weg. Wat staat er eigenlijk in? Ach kijk nou, een heel verhaal van mijn beste vriendin, over een van onze verliefdheidjes. Ik word er een beetje week van. Ik kijk nog even in de doos: mijn oude agenda’s. Zo leuk, met al die krabbels van vriendinnen erin. Hm. Ik gooi schriften en rapporten terug in de doos: als ik het geheel terugbreng naar maar één doos, ben ik ook hartstikke goed bezig.<br />Ik hengel naar doos twee en trek ‘m open. Knuffels, sommige enigszins gehavend. Weg ermee, denk ik. Maar tussen alle pluche ledematen staren twee ogen me verontwaardigd aan: Pinkie, het kleine roze beertje dat ik al sinds mijn vierde heb. ‘Méén je dat nou?’ vragen die ogen, licht verwijtend maar vooral verdrietig. In een reflex schud ik mijn hoofd: natuurlijk meen ik dit niet. Ik doe de doos dicht: twee dozen overhouden is ook niet slecht.<br />Het is niet dat ik niet achter mijn opruimplannen sta, maar op de een of andere manier gaat het met doos drie, vier, vijf en zes niet veel beter. Dat is trouwens ook niet zo erg: nu ik hier weer eens een middagje doorbreng, zie ik pas hoe groot de zolder eigenlijk is. Wat maken die paar doosjes dan uit?<br />Als ik alle dozen bekeken heb, kijk ik naar de score in de vuilniszak: twee gebroken fotolijstjes, een tekening die niet van mij is, een halve barbie en een gescheurde barbiejurk. De dozen stapel ik volgens een ingenieus systeem weer op. Zo, dat ruimt lekker op. </span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com3tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-38448041171311305972010-10-26T17:21:00.002+02:002010-11-21T19:05:57.719+01:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Tim</span></strong></span><br /><span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;"><br /></span></strong>Tim staat voor de deur en hij komt de wereld redden. Ik ken Tim niet, maar dat schijnt niet uit te maken want hij tutoyeert er lekker op los. Hij is ‘dus’ Tim en of ik wel weet dat ‘dit grappige flesje water’ het verschil kan maken voor een kind in een ontwikkelingsland? Ik beken dat ik het niet weet. Of Tim me dat dan even uit mag leggen? ‘Tsja,’ zeg ik, ‘Dat mag wel, maar ik kan je nu al vertellen dat je na afloop tóch m’n rekeningnummer niet krijgt.’ Tim blijft lachen, met het flesje nog steeds dapper op ooghoogte geheven. Hij snapt het best en hij waardeert mijn eerlijkheid.<br /><br />Hij wil nog wel even weten of ik dan helemáál niks voor goede doelen doe. ‘Jawel hoor,’ zeg ik welwillend, ‘ik geef altijd geld aan collectanten.’ Tim staat eerst verheugd te knikken, maar vraagt dan enigszins vertwijfeld: ‘Maar ben je dan nergens lid van?’<br />‘Nou, nee,’ zeg ik.<br />Tims glimlach verdwijnt terstond. Hij zet grote ogen op. Op een geschokte toon roept hij: ‘Nou, dat heb ik nou écht nog nóóit gehoord!’ Hij kijkt erbij alsof ik hem zojuist bekend heb in mijn vrije tijd ontwikkelingskindjes te villen. Tim kijkt inmiddels zo ontzet dat ik spontaan aan mezelf begin te twijfelen. Ben ik dan zo’n onmens? Maar ik heb met al die collectes toch wel zeker 0,7 Jantje Beton-speelhuis gefinancierd. En onder de nieuwe dierenambulance zit toch zeker wel één velg van mij. Ach, weet die jongen veel. Hij moet toch wat roepen om mij dat flesje aan te smeren. Ik deug heus wel, besluit ik.<br /><br />Maar Tim vindt van niet. ‘Nou já!’ stoot hij uit, ‘Wat is er mís met jou?’ Daar moet ik even over nadenken. Ik kijk weer even naar Tim, met z’n grappige water en z’n pruillip. Misschien heeft hij wel gelijk en mankeert er inderdaad wat aan me. Ik ben in ieder geval verschrikkelijk onbeleefd: ik gooi de deur in zijn gezicht dicht.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com2tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-41835908440216638502010-09-03T16:04:00.001+02:002010-09-03T19:38:29.455+02:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>Leiding geven</strong></span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Mijn oma is 77 en heeft nog de dagelijkse leiding over een afdeling in een verzorgingstehuis. Dat valt nog niet mee, zelfs niet als ervaringsdeskundige, want die oudjes zijn echt niet zo meegaand als je zou denken. Eindeloos kunnen ze zeuren over de vorm, grootte en smaak van de aardappeltjes, die altijd te vroeg of te laat geserveerd worden. De groente is altijd verkeerd gekozen en nooit lekker. Zelfs het toetje deugt niet: dat kunnen ze zelf allemaal beter. Zodra ze weer thuis zijn bij hun echtgenoot, zullen ze het zelf even dunnetjes overdoen. Dat ze geen thuis meer hebben, laat staan die echtgenoot, wordt ze maar niet meer uitgelegd.<br />Mijn oma heeft het er maar druk mee. Laatst verkeerde een vrouwtje in de heilige overtuiging dat ze die dag jarig was. Alle andere bewoners mochten de gemeenschappelijke woonkamer niet meer in, en het dametje in kwestie klemde haar handen hartstochtelijk om de deurposten. Niemand mocht erin. Zij was de baas, beweerde ze, maar mijn oma wist wel beter. Op de gemeenschappelijke kalender liet ze de jarige zien dat ze helemaal niet jarig was. De rust keerde weer.<br />Een andere bewoonster bleef een keer hangen in een soort gedachtenloop: om de tien minuten deelde ze mee dat haar man haar zo kwam halen. Dan gingen ze samen even boodschappen doen en daarna ging ze koken. Roti, want dat maakte ze al jaren. En de kinderen vinden dat ook zo lekker. Vrolijk somde ze allerlei trucjes op om het eten nóg lekkerder te maken. Mijn oma probeerde steeds weer om haar tot de orde te roepen. ‘Maar jij hebt toch helemaal geen man meer?’ herhaalde ze trouw. ‘O ja,’ verzuchtte de vrouw, om in een somber gepeins te vervallen. Tot ze na tien minuten weer begon over haar man die haar zo kwam halen.<br />Ik heb mijn oma daar wel eens opgezocht, en dat is een bijzondere ervaring. Ze praat heel liefdevol over de bewoners, met een vleugje bezorgdheid voor wie dat nodig heeft. Één man zit de hele dag alleen maar te slapen in een stoel in de woonkamer. Soms schrikt hij wakker, stommelt overeind, loopt een rondje om de stoel en gaat dan weer zitten. Hij valt dan meteen weer in slaap. Als ik een tijdje naar hem en zijn bijzondere ritueeltje zit te kijken, stoot mijn oma me aan: ‘Sneu hè,’ zegt ze meelevend, ‘hij doet dat de hele dag. Elke dag. De enige afwisseling is linksom of rechtsom rond de stoel. Krijgt ook nooit bezoek. Echt sneu.’<br />Als het eten wordt gebracht door de keuken, is het de taak van mijn oma om de bewoners te helpen met opscheppen. Ze weet alles van iedereen:’Kijk Rinus, boontjes, die vind jij toch zo lekker? Hee, Toos, gebakken aardappeltjes vandaag!’ Het gebruikelijke gezuurpruim negeert ze vakkundig. Goedgemutst schept ze borden vol en brengt ze rond. Zelf schuift ze ook aan, dat is wel zo gezellig.<br />Hoewel sommige bewoners wel eens protesteren, heeft mijn oma de touwtjes stevig in handen. Zij zorgt ervoor dat alles op rolletjes loopt. De verpleging laat haar maar in die waan. Ze leggen het nog wel een keer uit als ze weer een heldere dag heeft.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com5tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-15372917043598824912010-08-01T14:29:00.001+02:002010-08-01T14:30:25.105+02:00<p><span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Buurman</span></strong></span></p><p><span style="font-family:arial;">Ik ben pas verhuisd, en bij mijn nieuwe huis horen een flinke voor- en achtertuin. Gelukkig zijn beide tuinen grotendeels gecultiveerd en kan ik dus met een gerust hart in de tuin zitten zonder voor altijd verloren te gaan in groen natuurgeweld. Maar toch: ik heb nu twee stukjes grond waarin van alles groeit, langzaam maar zeker richting de spuigaten. En soms betrap ik mezelf erop dat ik met een zorgelijk gezicht die groei sta te bekijken.<br /><br />Dat is niet zonder reden. Bij mijn allereerste eigen huis hoorde namelijk ook een tuin. En niet zomaar een tuin: een schier oneindige lap grasveld strekte zich uit tot bijna buiten mijn blikveld. Ik was verrukt toen ik die tuin voor het eerst zag. Talloze visioenen van ontbijtjes op een zonovergoten terras schoten door mijn gedachten. Toen ik anderhalf jaar later weer ging verhuizen, stond het onkruid letterlijk tot okselhoogte. Mijn tuin was een ondoordringbare jungle geworden. Ik heb er hooguit twee keer gezeten. Tijdens het puinruimen trof ik wezens aan van onvoorstelbare groottes die volgens mij nog in geen enkele natuurgids zijn geregistreerd.<br /><br />En nu sta ik dus regelmatig met een moeilijk gezicht naar allerlei groen te staren en me af te vragen wat mag blijven, en in welke vorm, en wat ik mag verwijderen. Ik weet nog net zoveel van tuinieren als in mijn eerste huis en ik voel me enigszins verloren.<br />Gelukkig kreeg ik bij dit nieuwe huis ook een nieuwe buurman: een vriendelijke oude man die vroeger een eigen bloemenzaak had. Glimlachend bekijkt hij mijn wanhopige gezicht.<br />‘Wat ga je doen?’ vraagt hij, als ik met de moed der wanhoop met een tuinschaar de tuin inwandel.<br />‘Ik heb werkelijk géén idee,’ beken ik, en hij barst in lachen uit. En dan komt het: hij geeft tips en trucs. Met mijn vers aangeschafte tuingereedschap knip en snoei ik en vanonder een laag puinhoop komt langzaam iets tevoorschijn dat lijkt op een heuse hortensia. De buurman kijkt tevreden en in de daarop volgende dagen geeft hij vanachter het heggetje dat ons scheidt allerlei vaderlijke adviezen over wieden en voeden.<br /><br />Ik krijg de smaak te pakken. Onder de bezielende leiding van de buurman begeef ik mij steeds zekerder in de wereld die mijn tuin heet. Ik verpot planten en snoei struiken tot het zweet me over de rug loopt. Onkruid, trouw aangewezen door de buurman, ruk ik genadeloos uit de grond. Met een ongekende geestdrift stort ik me op alles wat lijkt op een plant. Uiteindelijk beland ik bij een fors plantachtig verschijnsel dat mij, zelfs met mijn nieuw opgedane kennis, voor een raadsel stelt. Wat is het en wat moet ik ermee? Ik kijk over de heg. Daar staat de buurman.<br />‘Zo, en wat moet ik hiermee doen?’ vraag ik werklustig, en ik kijk al hoopvol naar mijn verzameling middeltjes en instrumentjes waarmee ik al wonderen heb verricht.<br />‘Weggooien,’ grinnikt hij, ‘die is hártstikke dood’. </span></p>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-55951458859220669952010-06-13T12:11:00.001+02:002010-06-13T20:14:06.140+02:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Bram</span></strong><br /><br />Hij heet Bram. Al twee jaar heb ik hem in de klas en al twee jaar heb ik mijn handen vol aan hem. Als iedereen stil aan het werk is, roept Bram hard door de klas ‘Zooo, wat is het stil joh!’ en geeft daarmee meteen het sein voor de rest om hun concentratie te laten varen. In een discussie met mij wil hij altijd het laatste woord, dat hij dan liefst verongelijkt tegen z’n buurman mompelt. Als iemand z’n tas kwijt is, kan ik er blind op vertrouwen dat hij erachter zit. Tijdens instructies zit hij met zijn handen onder de tafel te sms’en. Mijn gesprekken met Bram zijn meestal behoorlijk eenzijdig en beperken zich tot: ‘Hou op’, ‘Doe dat weg’, ‘Blijf af’ en ‘Geef terug’. Kortom: ik word een beetje moe van Bram.<br />Dolblij ben ik dan ook dat Bram dit jaar examen doet, want dat betekent dat ik volgend jaar hoe dan ook Bram-vrij ben. Hij kan zich al zijn fratsen namelijk veroorloven omdat hij naast irritant ook razend intelligent is.<br />Gek genoeg lijkt Bram daar zelf niet zo op te vertrouwen. In de weken voor het examen zie ik hem langzaam zijn branie kwijtraken. Waar hij vroeger bijna met een stok mijn lokaal ingejaagd moest worden, staat hij nu ineens spontaan in de deuropening met een lijstje vragen in zijn hand. En of ik misschien nog een oefenexamen van hem wil nakijken. Of hij me nog wat vragen mag mailen in aanloop naar het examen. Verbijsterd stem ik toe en kijk zijn werk na. Hij doet het prima, maar dat stelt hem niet gerust.<br />In de examenzaal eist Bram volledige stilte en opperste concentratie van zijn klasgenoten. Wanneer iemand een blikje frisdrank opentrekt, kijkt hij met een diepe zucht op van zijn werk, werpt een boze blik naar de dader en rolt nadrukkelijk met zijn ogen.<br />In de weken na het examen loopt Bram nog regelmatig door de school om zijn docenten te vragen een tipje van de sluier op te lichten. Nee, hij hoeft geen puntenaantallen te weten, maar nou ja, nu hij hier toch is, kan ik misschien wel vertellen of het zo’n beetje in de buurt van een voldoende was. Dat kan ik toch wel zeggen? Toch?<br />Bram slaagt glansrijk. In een mooi nieuw pak, mét stropdas, komt hij op de avond van de diploma-uitreiking de school binnen. Zijn trotse ouders loost hij al snel bij de koffie met koek, zelf schiet hij naar zijn vrienden die, ook in pak, in hun vertrouwde hoekje staan. Wanneer de uitreiking begint, gaan ze samen naar binnen.<br />Het hoofd van de havo-afdeling heeft voor iedere leerling een persoonlijk praatje, compleet met anekdotes die door docenten zijn aangeleverd. Bram luistert geïnteresseerd en grinnikt af en toe om een herkenbare situatie. Maar Brams achternaam begint met een V, en dat betekent dat hij pas als een van de laatsten aan de beurt is. Zo rond de L is zijn geduld schijnbaar op. Als ik de aula rondkijk op zoek naar mijn leerlingen, zie ik Bram pas in tweede instantie zitten. Hij zit een beetje voorovergebogen. Ik wring me in een bochtje om te zien wat er is. Onwillekeurig moet ik lachen: Bram zit te sms’en.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com3tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-17700962924500521862010-05-26T22:11:00.001+02:002010-05-26T22:11:42.125+02:00<span style="font-family:arial;"><strong><span style="font-size:130%;">Zweten</span></strong><br />Met zweethandjes wacht ik ze op, die eerste dag: havo 4. Ze komen al gauw, en met hen de inhoud van alle plantenbakken op de gang. Binnen 10 seconden ligt mijn lokaal, met de door mij zo zorgvuldig geschikte tafeltjes, vol met potgrond en stukjes van wat eens een grote varen was. Temidden van deze puinhoop: dertig joelende pubers met geen enkel oog voor mijn benauwde blikken.<br />De rest van het jaar wordt het iets beter, maar niet veel. De plantenbakvulling blijft weliswaar waar die hoort, maar niet zelden sta ik als een roepende in de woestijn mijn boodschap over ’t Kofschip te prediken, terwijl mijn klassen ondersteboven en achterstevoren hun sociale contacten bijhouden.<br />Proberen een aantekening te geven is een vorm van zelfkastijding. Niemand heeft een schrift, dus er ontstaat een hels lawaai waarin iedereen een blaadje probeert te bemachtigen. Na vijf minuten is dat gelukt.<br />‘Misschien is een pen ook wel handig,’ merk ik zuur op en ik heb meteen spijt.<br />‘Dennis! Geef mij een pen, jongen!’ gilt Rafaël. En om hem heen doet de rest van de klas hetzelfde.<br />‘Hee, doe eens zachter joh!’ corrigeer ik, maar ik kan Dennis niet overstemmen die brult dat Rafaël ‘een sneue pauper is die zelf een pen moet kopen, ja toch?’<br />Wanneer ik weer eens verzeild ben geraakt in een kansloze poging tot orde houden, heb ik visioenen van brugklassen. Die heb ik wel eens mogen aanschouwen. Dat zijn oases van rust waar ik al mijn kennis eindeloos kan spuien. Rijen van brave kindertjes die als gewillige sponsjes mijn wijsheid op zullen nemen. Ik werp nog eens een blik op mijn losgeslagen clubje zestienjarigen. Een koninkrijk voor een brugklas.<br />Een jaar later. Op het rooster zie ik dat ik ben gezegend met een brugklas. Met zweethandjes wacht ik ze op, de eerste dag. Ze komen al gauw, en er gebeurt niks. Uiterst kalm lopen ze naar een tafeltje en nemen plaats. De armen netjes over elkaar. En ze wachten af. Doodstil. Eenmaal van de verrassing bekomen begin ik enthousiast te vertellen over alles wat ik ze ga leren en waarom. In alle rust doe ik mijn verhaal en alle aantekeningen worden zonder morren overgenomen in hagelnieuwe schriftjes waarvan iedere leerling er minstens drie bij zich heeft. Iedereen heeft ook een pen die werkte. En ik zeg ‘Werk’, en ze werken, en ik zie dat het goed is.<br />Ik neem plaats achter mijn bureau en kijk naar de zwoegende kinderkopjes. Plichtsgetrouw zitten ze te schrijven. Ik neem dit moment diep in me op. Ik heb alles wat ik me tijdens die verschrikkelijke havo4-episodes had gewenst. En ik verveel me kapot. </span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-83375748040952614102010-04-05T11:43:00.001+02:002010-04-05T11:43:54.749+02:00<strong><span style="font-family:arial;font-size:130%;">Lauw bier</span></strong><br /><strong><span style="font-size:130%;"></span></strong><br /><span style="font-family:arial;">Lauw bier is een belangrijke schakel in de evolutietheorie. Denk maar aan iemand die op zijn feestje lauw bier serveert. Diegene geeft daarmee een signaal af: leuk dat jullie er zijn, maar ook weer niet zo leuk dat ik even de moeite heb genomen om het bier koud te zetten. Jij als bezoeker trekt je conclusies; het volgende partijtje wordt al minder drukbezocht en de gastheer eindigt tenslotte oud, vereenzaamd en vooral kinderloos achter een vettig glas lauw bier. Evolutionair dus geen succesverhaal.<br />Stel je nu een getrouwde man voor met een kantoorbaan. Niks wereldschokkends, gewoon elke dag een half uurtje forenzen naar een onbeduidend bureautje met een oncomfortabele stoel. Meneer heeft “zo’n dag” achter de rug en nu zit hij ein-de-lijk in de auto op weg naar huis. Naar zachte tuinkussens. Naar zijn echtgenote. Het is een stralend zonnige dag, maar hij geniet er niet van, omdat hij ooit in een vlaag van verstandsverbijstering heeft besloten geen airco nodig te hebben ‘voor die paar Nederlandse warme dagen per jaar’. Zwetend knijpt hij zijn ogen dicht tegen de zon. Zijn handen plakken aan het stuur. Hij snakt werkelijk naar een ijskoud biertje. Hij voelt het koolzuur al zachtjes zijn gehemelte kietelen.<br />Thuisgekomen echter, blijkt dat de wederhelft het bier wel heeft aangeschaft, maar niet heeft koud gezet. ‘Ik was tiramisu aan het maken, schat,’ roept ze ter verontschuldiging. Langzaam laat de man deze schijnbaar onschuldige mededeling tot zich doordringen. Wel tiramisu. Geen koud bier. Deze vrouw verliest onmiddellijk haar evolutionaire aantrekkingskracht: wie plant zich voort met een vrouw die het bier niet koud zet? Deze vrouw eindigt gescheiden met zeven katten en een koelkast vol tiramisu in een tweekamerwoning in een prachtwijk. Een zo’n biertje kan een leven maken of breken: onderschat nooit het belang van lauw bier.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-6435364.post-1166606035845503902006-12-20T10:11:00.000+01:002006-12-20T10:15:52.586+01:00<span style="font-family:arial;font-size:130%;"><strong>December made me to this</strong></span><br /><strong><span style="font-family:arial;"></span></strong><br /><span style="font-family:arial;">Liefjes, vriendjes, lieve vriendjes en andersoortige verwanten, </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Gemiddeld één keer per jaar is het zo ver, en het is nu: december is gearriveerd en je bent een knappe als je haar weet te ontwijken. December is nogal een fanatieke tante namelijk, en ze schuwt geen middel om zichzelf aan je op te dringen: ze is er en derhalve zul je blij, vredig en vernikkeld zijn, verdeurie! Ach, laat ik niet te hard zijn voor december, ze zou zelf waarschijnlijk ook liever in juli langskomen. Stel je eens voor dat je één keer per jaar ergens bent, één keer, en dat je dan ter ere van je komst overal wordt doodgegooid met kribbes en kinderkoortjes (‘De Jammerende Juweeltjes’ uit Emmer Compascuum). </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">December heeft ook prima kanten: je sociale leven wordt door haar duidelijk en ongenadig in kaart gebracht. Ontvang jij post? Hoera, je hebt een leven. Haalt geen kartonnetje jouw deurmat en geen mailtje jouw inbox? Tja, jammer joh, trek je conclusies. Voor de duidelijkheid: als je dit mailtje zit te lezen, vlei jezelf dan niet meteen met de gedachte dat jij in de eerste categorie zit. Een zwaluw maakt geen zomer, zelfs niet in december. </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Ik zal mezelf niet in een van de categorieën plaatsen, maar ik kan wel terloops noemen dat er al enig chemisch gekleurd en beglitterd papier voor mij in de brievenbus van mijn woning is bezorgd. </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Dat brengt mij altijd op goede ideeën. Kerstkaartjes stralen liefde uit, zelfs al weet je dat 19 anderen exact hetzelfde exemplaar hebben ontvangen. Kerstkaartjes inspireren mij tot de gedachte: ‘Ik ook!’ In het kader van de kerstgedachte die december mij hardhandig door de strot heeft geperst, geloof ik in die maand heilig in het retourneren van gunsten: geef jij mij kartonnen liefde, dan geef ik de rest van de wereld ook wat warmte. Ik ga ook kerstkaarten schrijven! </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Nee, natuurlijk niet. Ik ben belazerd. Ik ga heus niet, alleen om klefheid uit te dragen, Hallmark sponsoren en de wereld lastigvallen met mijn in haast gekrabbelde, ongeïnspireerde, en onleesbare hiëroglyfen. Nog los van het feit dat ik, zoals ik vorig jaar uitgebreid uiteengezet heb, absoluut zeker vergeet om die dingen op de post te doen als ik ze wél zou produceren. </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Dus, waerde lezer, kies ik er wederom voor om het anders op te lossen. Leve de digitalisering van snelwegen, die mijn kerstwens voor jou mede mogelijk maakt. Want mijn gebrek aan sociaal talent als het om kerstkaarten gaat mag natuurlijk niet mijn warme gevoelens en beste wensen voor jou in de weg staan. Derhalve, om die reden en daarom wens ik je bij dezen via het smaak- en sfeervolle leesvenster van je emailprogramma gezellige kerstdagen en een knallende (wat een matige woordspeling) jaarwisseling. Sjieke methode? Neen. Gemeend? Jazeker. </span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;">Gegroet, en vrede op aarde!</span><br /><span style="font-family:arial;"></span><br /><span style="font-family:arial;font-size:78%;">Die-hard Tink-aanhang heeft bovenstaand relaas inmiddels al geruime tijd in de mailbox ontvangen.</span>Kathinkahttp://www.blogger.com/profile/12372656516728098357noreply@blogger.com1