Thursday, August 18, 2011

Pinnen

Wel eens een bejaarde bij een pinautomaat gezien? Best vermakelijk als je van een afstandje toekijkt, maar bloeddrukverhogend als je achter de bejaarde in de rij staat. Eerst wordt er enigszins argwanend richting pinautomaat gerollatord. Ik zweer het je: sommige oudjes maken eerst een soort schijnbeweging om de automaat op het verkeerde been te zetten, of wat ze dan ook denken als ze zwabberend koers zetten naar de geldbron. Dan begint het: hoewel ze al tien minuten staan te wachten om te mogen gaan pinnen, komt nu pas de, meestal buitensporig grote, portemonnee tevoorschijn. Dat klinkt als een vlotte handeling ja, maar in werkelijkheid is het een worsteling met een boodschappentas op wieltjes vol Knirps-parapluutjes, plastic tasjes-vanwege-altijd-handig-om-bij-je-te-hebben, kortingsbonnen, familiefotoalbums en zuurstoftanks. Als die knip dan eindelijk boven water is, moet het pasje er nog uit. Dat is meestal het moment dat het gemompel begint: ‘Oh ja, dat pasje, hè, waar is dat ding, o hier, o gut, o jee, o nee, gaat er weer niet uit, het is ook zo lastig, zo’n last van m’n handen, nou verdraaid, ach hemel, ja, nee, ja, ik heb ‘m.’ Vervolgens gaan ze met dat pasje in hun handen naar het scherm staren. Het is niet dat dat scherm deze keer ineens een heel andere boodschap verkondigt dan normaal, zoals altijd staat er ‘Voer uw pas in’, maar toch kijken bejaarden altijd eerst ernstig vertwijfeld en vooral zeer langdurig naar het scherm. Alsof ze verwachten dat ze mondelinge instructies gaan krijgen, maar die komen niet. Met de moed der wanhoop schuiven ze dan dat pasje maar in de automaat, soms zelfs in één keer in het juiste sleufje.
Iedere pinautomaat vraagt vervolgens om een pincode, maar bejaarden denken kennelijk altijd dat dit wel eens de dag kan zijn dat ie eerst gaat vragen hoe je dag is geweest, of hoe het met je nieuwe heup is. Eerst wordt er dus gewacht. Lang. Dan komt er weer een hoop gemompel: ‘Die code, ach die code, ik heb ook zoveel codes, hoe moet ik dat nou weer allemaal onthouden, en ik mag ’t nergens opschrijven van m’n kleinzoon, maar ja, die heeft makkelijk praten, wat was ’t nou toch, iets met een verjaardag, maar van wie, gut, ACHT ZEVEN VIER DRIE’, want op de een of andere manier moeten bejaarden hun pincode altijd hardop uitspreken bij het intoetsen.
Dan moeten ze een geldbedrag kiezen. Daar hebben ze van tevoren natuurlijk niet over nagedacht, want dat zou efficiënt zijn. Ter plekke maken ze dan ook de hele wachtrij deelgenoot van hun boodschappenlijstje: ‘De kapper voor m’n watergolf, melk, brood, kaas, eitjes, maar een klein doosje, want vorige keer kon ik er 5 weggooien en da’s toch zonde, wat bij de koffie voor de kinderen, dat moeten ze natuurlijk weer niet, maar ik neem het toch mee, en anders geef ik het wel aan de buurvrouw, nog wat voor de hulp, want ze is jarig, en nog een cadeautje voor het kleinkind van Margo’. En hoewel het overduidelijk is dat je de knopjes naast het scherm moet gebruiken om een bedrag te kiezen, rammen bejaarden, als ze dan eindelijk besloten hebben tot het opnemen van 50 euro, altijd nog even op de cijfertjestoetsen, die dus niks doen. Vervolgens schelden ze het apparaat uit en gaan er hard en langzaam tegen praten, alsof er dan wel geld uitkomt: ‘Vijftig euro moet ik hebben. VIJF-TIG. Nou, vooruit. Hè, pestding.’ Dan slaan ze nog op wat knoppen en uiteindelijk zit daar de goede tussen.
De pinpas komt weer tevoorschijn. Paniek, natuurlijk, want, mompel: ‘Ja, da’s m’n pas, maar waar is nou m’n geld?’ Eindelijk spuugt de automaat geld uit. Dat wordt eerst geteld, met natgelikte vingers om de briefjes van elkaar af te pellen. Daarna wordt het met uiterste precisie in het juiste vakje van de portemonnee opgeborgen. Met die portemonnee kan geen twee stappen gelopen worden om de volgende pinner vrije doorgang te verlenen, dus recht voor de automaat gaat die immense tas weer open, gaan de Knirpsen, de plastic tasjes en de tanks weer opzij, en wordt de portemonnee weer op z’n plaats gelegd. Wee degene die deze bejaarde voor zich treft bij de bakker.

Wednesday, August 10, 2011

Spin

Wat is erger: een dikke spin in je badkamer zien of ‘m niet zien terwijl je wel weet dat hij er is? Op dit moment niet-zie ik een gigantische bruine spin in de badkamer waarvan ik vanmorgen heb vastgesteld dat hij daar wel woont. Dat is lastig, want ik moet nu gaan douchen terwijl ik de spin nog niet heb gelokaliseerd. Rationele vrouw die ik ben stel ik me voor dat hij ergens in een hoekje is getransformeerd tot een soort Spielberg-spin die nu op het plafond klaarzit om zich bloeddorstig op mij te laten vallen zodra ik een voet in de badkamer zet. En dus kijk ik naar het plafond terwijl ik de badkamer inloop. Vrijwel meteen realiseer ik me dat hij ook juist op dit moment de vloer aan het oversteken kan zijn en dat ik dus het risico loop om ineens een misselijkmakend gekraak onder mijn voet te voelen. Ik sta dus weer stil. Op twee meter afstand lokt de douche, maar ik kom niet vooruit. Achter elke fles badschuim verwacht ik mijn spin en dat trekt me niet erg aan. Ik kijk nog een keer ingespannen de ruimte rond, maar ik zie hem niet. Hm. En er moet toch gedoucht worden. Ik buig voorover om in ieder geval vast te kunnen stellen dat hij niet in de badkuip is gaan zitten en spring dan manhaftig in de kuip. Niks aan het handje, geen spin te zien. Gerustgesteld zet ik de douche aan.
Op het moment dat ik enthousiast shampoo in mijn haar sta te smeren, zie ik vanuit een ooghoek iets bewegen. Volkomen zinloos roep ik: ‘Bwhraah!’ en maak een sprongetje. De spin is dus weer opgedoken. Aan de andere kant van de badkuip hangt hij ineens onverstoorbaar tussen plafond en muur. Ik besluit om de spin tussen het shampooschuim door maar eens smerig aan te kijken. Zo’n staarwedstrijd is natuurlijk volslagen kansloos, want ik kom zes ogen tekort om echt indruk te kunnen maken. Hij besluit dan ook om maar eens verder mijn kant op te wandelen. Dat vind ik echt een heel slecht idee en ik piep ‘Wieee!’ Dat vindt ‘ie vast raar, maar hij kuiert toch lekker door. In een vlaag van helderheid spetter ik wat water zijn kant op. Het helpt, hij stopt en gaat relaxed ondersteboven hangen op een halve meter afstand van mij. Relaxed voor hem, ja, want ik durf geen vin meer te verroeren uit angst dat hij toeslaat.
Dapperder mensen dan ik richten in dit geval gewoon de douchekop op de spin. Ik overweeg dat ook, maar het idee dat hij dan op volle snelheid over de tegels richting mijn tenen surft, houdt me tegen. Bovendien: wat als Spielberg-spin met zijn duistere krachten ineens weer uit het putje kruipt zodra ik de douche uitzet? Zijn wraak zal vast verschrikkelijk zijn. De douchekop biedt dus ook geen uitkomst.
Terwijl ik met een schuin oog het beest in de gaten houd, spoel ik de shampoo uit mijn haren. In recordtempo rommel ik nog wat met douchegel, die goddank aan mijn kant van het bad stond, maar de overtuiging is eraf. Ik moet nú uit die badkuip. Spin is het daarmee eens, want hij kruipt weer mijn kant op alsof hij wil zeggen: ‘Is nou wel mooi geweest, hè?’ Ik wurm mezelf in vreemde bochten uit de badkuip en spring op de badmat. Ik pak mijn handdoek en kijk nog een keer omhoog. Dreigend doet hij met al z’n poten een stapje naar voren. Duidelijk. Afdrogen doe ik wel ergens anders.