Sunday, June 13, 2010

Bram

Hij heet Bram. Al twee jaar heb ik hem in de klas en al twee jaar heb ik mijn handen vol aan hem. Als iedereen stil aan het werk is, roept Bram hard door de klas ‘Zooo, wat is het stil joh!’ en geeft daarmee meteen het sein voor de rest om hun concentratie te laten varen. In een discussie met mij wil hij altijd het laatste woord, dat hij dan liefst verongelijkt tegen z’n buurman mompelt. Als iemand z’n tas kwijt is, kan ik er blind op vertrouwen dat hij erachter zit. Tijdens instructies zit hij met zijn handen onder de tafel te sms’en. Mijn gesprekken met Bram zijn meestal behoorlijk eenzijdig en beperken zich tot: ‘Hou op’, ‘Doe dat weg’, ‘Blijf af’ en ‘Geef terug’. Kortom: ik word een beetje moe van Bram.
Dolblij ben ik dan ook dat Bram dit jaar examen doet, want dat betekent dat ik volgend jaar hoe dan ook Bram-vrij ben. Hij kan zich al zijn fratsen namelijk veroorloven omdat hij naast irritant ook razend intelligent is.
Gek genoeg lijkt Bram daar zelf niet zo op te vertrouwen. In de weken voor het examen zie ik hem langzaam zijn branie kwijtraken. Waar hij vroeger bijna met een stok mijn lokaal ingejaagd moest worden, staat hij nu ineens spontaan in de deuropening met een lijstje vragen in zijn hand. En of ik misschien nog een oefenexamen van hem wil nakijken. Of hij me nog wat vragen mag mailen in aanloop naar het examen. Verbijsterd stem ik toe en kijk zijn werk na. Hij doet het prima, maar dat stelt hem niet gerust.
In de examenzaal eist Bram volledige stilte en opperste concentratie van zijn klasgenoten. Wanneer iemand een blikje frisdrank opentrekt, kijkt hij met een diepe zucht op van zijn werk, werpt een boze blik naar de dader en rolt nadrukkelijk met zijn ogen.
In de weken na het examen loopt Bram nog regelmatig door de school om zijn docenten te vragen een tipje van de sluier op te lichten. Nee, hij hoeft geen puntenaantallen te weten, maar nou ja, nu hij hier toch is, kan ik misschien wel vertellen of het zo’n beetje in de buurt van een voldoende was. Dat kan ik toch wel zeggen? Toch?
Bram slaagt glansrijk. In een mooi nieuw pak, mét stropdas, komt hij op de avond van de diploma-uitreiking de school binnen. Zijn trotse ouders loost hij al snel bij de koffie met koek, zelf schiet hij naar zijn vrienden die, ook in pak, in hun vertrouwde hoekje staan. Wanneer de uitreiking begint, gaan ze samen naar binnen.
Het hoofd van de havo-afdeling heeft voor iedere leerling een persoonlijk praatje, compleet met anekdotes die door docenten zijn aangeleverd. Bram luistert geïnteresseerd en grinnikt af en toe om een herkenbare situatie. Maar Brams achternaam begint met een V, en dat betekent dat hij pas als een van de laatsten aan de beurt is. Zo rond de L is zijn geduld schijnbaar op. Als ik de aula rondkijk op zoek naar mijn leerlingen, zie ik Bram pas in tweede instantie zitten. Hij zit een beetje voorovergebogen. Ik wring me in een bochtje om te zien wat er is. Onwillekeurig moet ik lachen: Bram zit te sms’en.